afspraak, jou, leuk, met, tot
sorry, gezellig
Dzwonisz do kolegi, odbiera telefon…
Jasper: Met Jasper.
Jij: Hoi Jasper. … Kamila.
Jasper: Hé, Kamila, wat …… dat je belt. Hoe is
het met je?
het met je?
Jij: Heel goed. En hoe is het met …. ?
Jasper: Ook goed.
Jij: Zullen we snel iets (jakoś) afspreken ?
Jasper: Ja, ……….. . Kun jij vrijdagavond?
Jij: Nee, …….., dan heb ik al een ………… .
Ik kan wel zaterdagavond om
acht uur.
acht uur.
Jasper: Dan kan ik ook.
Jij: Waar zullen we afspreken? (Gdzie się umówimy)
Jasper: In het cafe Maas?
Jij: Dat is goed. ...… zaterdag!
Jasper: Oke, Tot dan! (do zobaczenia zatem)
2. Uzupełnij
zaimki względne ‘die’ lub ‘dat’ (który/a/e)
a) Het
meisje, … mij groette, is een kennis
van me.
b) Die man, … daar
staat, is je buurman?
c) Het boek, … op tafel ligt, is van jou?
d) De auto, … hij gisteren gekocht heeft, is al kapot.
e) Het
brood, … ik vanochtend uit de winkel
gahaald heb, is niet lekker.
brood, … ik vanochtend uit de winkel
gahaald heb, is niet lekker.
3. Ustal
właściwą kolejność od 1 do 8
właściwą kolejność od 1 do 8
Dialog
w sklepie.
w sklepie.
Zegt u het maar. –
Wie is er aan de beurt? –
Anders nog iets? –
Ik wil graag een halve kilo rundvlees. –
Doe ermaar vier. –
Ik. –
Hoeveel wilt u er? –
Ja, graag nog wat van die pikante
worstjes. –
worstjes. –
4. Wybierz pasujące zdanie
a) Ik leer
Nederlands.
Nederlands.
1– Ik ben bezig 2 – Ik ben klaar met Nederlands
b) Ik heb
Nederlands geleerd.
Nederlands geleerd.
1 – Ik spreek
Nederlands 2- Ik spreek geen
Nederlands
Nederlands 2- Ik spreek geen
Nederlands
c) Ik heb
het druk gehad.
1 – Ik heb veel te doen 2 – Ik
heb het nu niet druk meer
heb het nu niet druk meer
d) Ik heb
het druk.
het druk.
1 – Ik heb veel gedaan 2- Ik
heb veel te doen
heb veel te doen
Moge przesłac odpowiedzi na e-maila?
Jasne! moj.holenderski@gmail.com