Test 4 (poziom A2)

1. Uzupełnij dialog właściwymi
słówkami

  afspraak, jou, leuk, met, tot

  sorry, gezellig 

Dzwonisz do kolegi, odbiera telefon…
 

Jasper:    Met Jasper.

Jij:          Hoi Jasper. Kamila.

Jasper:    Hé, Kamila, wat …… dat je belt. Hoe is
het met je?

Jij:           Heel goed. En hoe is het met …. ?

Jasper:    Ook goed.

Jij:           Zullen we snel iets (jakoś) afspreken ?

Jasper:    Ja, ……….. . Kun jij vrijdagavond?

Jij:          Nee, …….., dan heb ik al een …………  .

               Ik kan wel zaterdagavond om
acht uur.

Jasper:    Dan kan ik ook.

Jij:          Waar zullen we afspreken? (Gdzie się umówimy)

Jasper:    In het cafe Maas?

Jij:          Dat is goed. ...… zaterdag!

Jasper:   Oke, Tot dan! (do zobaczenia zatem)

 

2. Uzupełnij
zaimki względne ‘die’ lub ‘dat’ (który/a/e)

a) Het
meisje, mij groette, is een kennis
van me.

b) Die man, daar
staat, is je buurman?

c)  Het boek, … op tafel ligt, is van jou?
d) De auto, … hij gisteren gekocht heeft, is al kapot.

e) Het
brood, … ik vanochtend uit de winkel
gahaald heb, is niet lekker.
 

3.  Ustal
właściwą kolejność od 1 do 8

     Dialog
w sklepie.
Zegt u het maar. –
Wie is er aan de beurt? –
Anders nog iets? –
Ik wil graag een halve kilo rundvlees. –
Doe ermaar vier. –
Ik. –
Hoeveel wilt u er? –
Ja, graag nog wat van die pikante
worstjes. – 


4. Wybierz pasujące zdanie

  

a) Ik leer
Nederlands.             

   1 Ik ben bezig  2 – Ik ben klaar met Nederlands
b) Ik heb
Nederlands geleerd.
    1 – Ik spreek
Nederlands
  2- Ik spreek geen
Nederlands

c)  Ik heb
het druk gehad.

     1 – Ik heb veel te doen 2 – Ik
heb het nu niet druk meer
d) Ik heb
het druk.

    1 – Ik heb veel gedaan  2- Ik
heb veel te doen

Darmowa Lekcja Holenderskiego

Sprawdź!

0 thoughts on “Test 4 (poziom A2)

Dodaj komentarz

Twój adres e-mail nie zostanie opublikowany. Wymagane pola są oznaczone *