Poniżej znajduje się lista krótkich zdanek, różnych znaczeń w czasie teraźniejszym, wraz z ich odpowiednikami w czasie przeszłym.
Ik vind Amsterdam mooi
Ik vind pizza lekker
Ik vind hem niet zo aardig
Ik vind zeker een nieuwe baan * (znajdę)
Ale –> Ik vond… = uważałem że../znalazłem..
Ik denk dat ….
Ale –> Ik dacht dat… = myślałem że..
Ik probeer dit te doen
Ik probeer dit af te maken
Ik probeer piano te spelen
Ale –> Ik probeerde… = próbowałem
Ik kan pianospelen
Ik kan Engels praten
Ik kan morgen niet komen
Ik kan dat niet
Ale –> Ik kon… = mogłem..
Ik wil deze pizza niet
Ik wil graag een biertje
Ik wil daar morgen rijden
Ik wil met jou spreken
Ale –> Ik wilde… = chciałem..
Ik moet naar de dokter
Ik moet met jou even spreken
Ik moet een nieuwe auto kopen
Ale –> Ik moest… = musiałem..
Ik ga naar de markt
Ik ga morgen een nieuwe auto kopen
Ik ga vanavond eten maken
Ik ga naar huis
Ale –> Ik ging… = poszedłem/pojechałem
Ik koop morgen een nieuwe telefoon
Ik koop dit bij AH
Ik koop het niet
Ale –> Ik kocht… = kupiłem
Ik werk elke dag 12 uur
Ik werk met een leuke collega
Ik werk 12 jaar in NL
Ale –> Ik werkte… = pracowałem
Zapraszamy na kurs holenderskiego on-line. Z nami nauczysz się się – jak się uczyć języka obcego. Czas przeszły po holendersku to przecież ważna umiejętność, a imperfectum (pomarańczowe formy) to nie taka trudna sprawa…
Zapraszamy na nasz Fanpage oraz do grupy na Facebook.