1.
met, leuk, jou, gezellig, sorry, afspraak, Tot
2.
dat, die, dat, die, dat
3.
Wie is er aan de beurt?
Ik
Zegt u het maar
Ik wil graag een halve kilo rundvlees
Ander nog iets?
Ja, graag nog wat van die pikante wortjes
Hoeveel wilt u?
Doe er maar vier
4.
a-1
b-1
c-2
d-2